Beeldende Kunst

Dit weblog gaat over beeldende kunst, beeldhouwen, kunstgeschiedenis, kunstfilosofie en aanverwante zaken.

woensdag, april 11, 2007

Het eclectische in de kunst betreft de verhouding tussen de kunst en haar kunsthistorische verleden.

Eclectische kunst ontstaat in haar zuiverste vorm uit reeds eerder gerealiseerde kunstwerken. In dit ideaaltype (zie onderstaand model) kijkt de kunst in de spiegel van haar eigen wordingsgeschiedenis, geeft mandaat aan citationisme (aanhaling), kopiisme (afschrift), epigonisme (navolging) en plagiatisme (mensenroof) en legitimeert aldus de vele en veelsoortige kunstproducten die deze gezichtspunten opleveren.

Geen enkel (filosofisch) concept en geen enkele uitspraak in wetenschap, literatuur of kunst is in de ogen van een eclecticus absoluut en noodzakelijk waar. De eclectiek stelt daartegenover haar eigen werkelijkheid samen uit allerlei al bestaande werkelijkheden.
Het eclecticisme vertoont daarom nauwe verwantschap met het structuralisme. Beide opvattingen gaan over 'selecteren en combineren' (De Saussure, Levi-Strauss, Lacan).
Eclectiek wordt algemeen begrepen als 'stijlvermenging'.
De zuivere eclecticus bedenkt niets zelf, maar laat zich leiden door hetgeen al bestaat, maakt daaruit volstrekt autonome keuzen en voegt die samen tot wat hem persoonlijk goeddunkt.

Eclectiek (Grieks - 'eklegein') betekent letterlijk 'kiezen' en heden ten dage viert het eclectische overal in de kunsten haar absolute hoogtij.
In muziek, dans, literatuur en theater zijn begrippen als sample, remake en format-copy niet meer weg te denken en ook in de wereld van de beeldende kunsten voert de eclectiek momenteel een aanwijsbare boventoon.
Sinds de postmoderne legitimatie van de inspiratie van de kunstenaar door al bestaande kunstwerken mogen alle op deze leest geschoeide (beeldende) kunsten volop in eigen en interdisciplinaire spiegels kijken en ontstaat aldus een besef van de eigen wordingsgeschiedenis.
Alleen middels het eclectische in de kunst wordt zij zich van zichzelf bewust (Hegel), doorbreekt zij een aloud taboe op primair narcisme (Freud) en legt zij steeds nieuwe terreinen van stijlkeuzes en stijlcombinaties open (Jakobson, Barthes).
Wat de eclectiek aan inmiddels onnoemelijk vele dichters, componisten, choreografen, regisseurs en beeldend kunstenaars te bieden heeft is voor velen onder hen te verleidelijk om zich nog langer door het louter singuliere, persoonlijke en ideosyncratische te willen laten inspireren. Daarom wordt de beweegreden voor het scheppen van kunst in het eclectische ideaaltype gesitueerd in de bewustwording van haar kunsthistorische verleden en in al hetgeen de kunstfilosofische interpretaties daarvan opleveren.

Het eclectische in de kunsten lijkt als bron van scheppingsdrift manifester dan ooit!
Dat de uitvoerende en beeldende kunsten het volste recht hebben om in de door alle eeuwen heen inmiddels talloos vele spiegels van hun eigen, want zelfgeschapen verleden te kijken en al deze spiegelbeelden openlijk en onomwonden als ontstaansmomenten voor nieuwe kunstwerken te mogen beschouwen en gebruiken, is in de kunstfilosofie als een denken over kunst in al haar verschijningsvormen onderhand een onomstreden feit.
Hoe uit al bestaande kunst nieuwe kunst te scheppen is het ultieme en inmiddels volstrekt geaccepteerde doel van het eclecticisme.
Alle actuele literaire, beeldende, uitvoerende en filmische kunsten beogen uit hun disciplinaire kaders te breken en zich middels (interculturele) vorm- en stijlvermenging met elkaar te verenigen vanuit een toenemend besef dat ieder levensverhaal van deze ene mens zich alsmaar opnieuw en op ontelbaar veel manieren laat na-, her- en verder vertellen.